Zomer 2021

    13. Even filosofisch worden over het "hier" en "nu".

Dit is een extraatje dat je er cadeau bovenop krijgt. Maar nu wordt ik echt filosofisch.
Wat is het verleden, het heden en de toekomst?

Het begrip "hier" is de plaats waar we ons bevinden. Wanneer we referentiepunten hebben dan is die plaats bepaald of tenminste, dan kunnen we ze bepalen. In een lege ruimte zou het begrip "hier" betekenisloos zijn wegens het ontbreken van referentiepunten.
Gelukkig leven wij op aarde en zijn er voldoende referentiepunten om aan te duiden waar "hier" nu precies is.
Precies? Tja, dat ligt er maar aan hoe nauwkeurig je het "hier" wil bepalen. Voor gewoon huis-tuin-en-keuken-gebruik is een precisie van enkele centimeters (of millimeters) wel voldoende. Ons "hier" bepalen op basis van de quantumfysica of op basis van BOs is andere koek want dan wordt het al snel noodzakelijk om precies aan te duiden welk deel van onszelf we als "hier" beschouwen. En dat is gecomlpliceerder dan het lijkt. Probeer zelf maar eens aan te duiden waar precies jouw "hier" is met een naukeurigheid van enkele picometers. Wikipedia leert ons dat een picometer gelijk is aan 10−12 meter, ofwel 0,000 000 000 001 meter. Atomen zijn zo'n 60 à 275 picometer groot, een atoomkern is ongeveer een honderdste picometer in diameter.

Het "nu" is een diepere overweging waard. Dit heeft te maken met gelijktijdigheid en de lichtsnelheid en daarmee bevinden we ons dan midden in de relativiteitstheorie.
Wat we waarnemen is altijd iets uit het verleden. Het "nu" als dusdanig kunnen we niet waarnemen. Hier is een woord uitleg voor nodig.
Een waarneming (beeld, geluid, smaak, gevoel...) gaat altijd via zenuwbanen naar de hersenen. Er zit daar dus altijd een (minieme) vertraging op tussen het ogenblik waarop de waarneming zich voordoet en het ogenblik wanneer wij dit registreren in onze hersenen. Wat we registreren in onze hersenen is dus altijd iets uit het verleden.

Voorts speelt er de afstand die overbrugd dient te worden tussen de plaats waar het feit zich voordoet en het "hier". Een heel praktisch voorbeeld is bv een blikseminslag. We zien de bliksem. Wat we zien is de lichtweerkaatsing van de bliksem en die gaat met lichtsnelheid door de ruimte om dan ons oog te bereiken. Van ons oog gaat het signaal via de zenuwbanen naar de hersenen en eenmaal daar aangekomen "zien" we de bliksem. Onnodig te zeggen dat dit alles razendsnel gebeurt, maar dat wil niet zeggen dat het een onmiddelijk karakter heeft. Er zit altijd een vertraging op tussen wanneer het feit zich afspeelt en het ogenblik dat onze hersenen het registreren.
En na de bliksem volgt de donder. Hier is het al duidelijker dat er een vertraging zit tussen het ogenblik van het feitelijk gebeuren en onze waarneming. Geluidgolven plaatsen zich namelijk veel trager voort door de lucht dan lichtgolven. We zien dus eerst de bliksem en pas enkele seconden daarna horen we hem pas (ik wens het je niet toe dat je klank en beeld van een bliksem gelijktijdig zou registreren want dan is de blikseminslag echt heel gevaarlijk dichtbij).

En het wordt wel erg verwarrend als we vaststellen dat wanneer we iets zien dat zich op 5 meter van ons afspeelde en tegelijk iets zien wat zich wat verderop, op misschien 100 meter afstand afspeelde, wij dit als één beeld zien, hoewel het zich handelt over feiten die zich op verschillende ogenblikken hebben afgespeeld. We nemen dus dingen waar die we als gelijktijdig beschouwen, terwijl ze dat in feite niet zijn.

Nog erger wordt het als we naar de sterren kijken. We zien de sterren nooit in de vorm en plaats die ze innemen op het moment van waarneming.
Een radiosignaal dat van de aarde naar Mars gestuurd wordt doet daar 20 minuten over (aan lichtsnelheid). De meest dichtbijzijnde ster bevindt zich op enkele lichtjaren van de aarde. Wat we zien van die ster zijn dus beelden van hoe die ster er enkele jaren geleden uitzag. En als die ster zich ten opzichte van ons bv van links naar rechts door het heelal beweegt dan zien wij die ster op de plaats waar ze zich enkele jaren geleden bevond, niet waar ze "nu" staat.

Het is duidelijk dat waarneming en afstand aan mekaar gekoppeld zijn. Hoe verder iets van ons verwijderd is, hoe langer het duurt voor wij de waarneming doen. Dat is min of meer hinderlijk in de astronomie, maar in het dagelijkse leven ondervinden we daar weinig last van.
En hier doe ik een beroep op de eerste wet: "Wanneer de verhouding tussen meeteenheid en het gemetene kleiner wordt dan de kleinste eenheid die we kennen of die bestaat dan is dat het punt waar oneindigheid begint."
In het dagelijkse leven en voor de dingen rondom ons zitten we nog veilig en wel binnen de marge van het oneindige. We kunnen daar dus stellen dat wat we zien ook nog binnen de marge van het "nu" valt. Het stoort niet dat de afwijking hieromtrent zo klein is dat deze wél na het beginpunt van het oneindige valt. We merken het verschil dus niet op want kleiner dan waarneembaar. Maar het is er wel.

Het wordt echt een zootje op gebied van astronomie.
De meeste sterren lijken zich van ons weg te bewegen. Een en ander zou te maken hebben met de fameuze Big Bang, oftewel de oerknal.
Het zou dan nog relatief eenvoudig zijn als al die sterren zich allemaal met dezelfde snelheid van ons weg zouden bewegen. Maar dat doen ze niet. Probeer dan maar eens een sterrenkaart te maken van de actuele positie van elke ster. Het kan wel hoor, maar ik begin er niet aan. En die sterrenkaart ziet er dan wel degelijk anders uit dan wat wij waarnemen in de nachtelijke hemel.
Ons universum is zowat 13.7 miljard jaar oud. De oudste objecten die we momenteel (zouden) kunnen waarnemen zijn ongeveer 13.7 miljard lichtjaren van ons verwijderd. Wat we te zien krijgen is dus in feite wat er zich meer dan 13 miljard jaar geleden afspeelde. Misschien is die ster reeds omwille van de een of andere reden van richting veranderd en komt ze ondertussen naar ons toe in plaats van zich van ons te verwijderen.

Het leuke van dit verhaal is dat we terug in de tijd kunnen kijken. We kunnen er niet naartoe, maar kijken kan wel. En zoals reeds gezegd is dit in feite het enige wat we kunnen doen.
Onze aarde weerkaatst ook licht en dat licht reist aan lichtsnelheid door de ruimte. Wanneer we op Mars zitten dan zien we de aarde zoals die er 20 minuten geleden uitzag. En wanneer we op een ster zitten dan zien we onze aarde zoals die er enkele jaren of langer geleden uitzag.
Maar verder terugkijken dan het ogenblik dat we van de aarde vertrokken zijn zou vereisen dat we ons met meer dan de lichtsnelheid van de aarde zouden verwijderen zodat we een weerkaatsing kunnen opvangen van dingen die voor ons vertrek zijn gebeurd. En dat lukt voorlopig nog niet. En, daar komt nog bij dat we aan resolutie verliezen naarmate we ons verder van de aarde bevinden (eerste wet). Ik zou me voorlopig niet te veel zorgen maken dat ons verleden vanuit de ruimte bespied kan worden.

Over de "toekomst" kan ik kort zijn. Dat is alles wat nog komen moet.
En alles wat nog komen moet beantwoordt aan bepaalde wetten. Dat we deze wetten nog niet allemaal kennen en dat de wiskunde ons enig inzicht in de toekomst kan verschaffen zijn twee feiten. Maar zelfs de meest nauwkeurige berekeningen stellen ons momenteel nog niet in staat om de winnende lottonummers van volgende week te berekenen. Weerom, die eerste wet hé...


OVERZICHT              VORIGE                  VOLGENDE